Categorieën
Column Verhaal Wielrennen

een fietser te zijn – #54

Tweemaal daags 11 kilometer, meer is het niet. Op de kaart ziet mijn route er uit als een wat ongelukkige S. Óf ik fiets in zuidelijke richting, óf in noordelijke, wat me soms mijn stuur doet opvreten in dit akelige westenwindland. Mijn woon-werkverkeer bestaat uit eeuwige zijwind. In drie jaar tijd is mijn gemiddelde misschien één keer boven de 30 uitgesprongen. De bouwput rond Utrecht Centraal, de verkeerslichten, schooljeugd en die wind dus: allemaal obstakels die mijn wattage temperen. Het ligt in ieder geval niet aan mij. Vind ik.

Ik ben een commuter. Niet op de Engelse manier in een geel fluoriserend hesje, wel met de nodige inhaalsdrift en tussendoor-steek-acties. Sinds een tijdje pik ik ook graag m’n karretje aan bij Kanaleneilandscooters en carrièrevrouwen op elektrische fietsen. Zo blijft commuten leuk. Soms freewheel ik wat grotere rondjes (max 100k), maar meestal pas wanneer de temperatuur de dubbele cijfers raakt. Het type fietser dat de wielerclubs en toertochten mijdt, maar wel wil ruiken aan hoe het voelt om een echte fietser te zijn. Dat ben ik. Maar vooralsnog ben ik dus vooral een fietser, geen renner maar een wielercode onterende bestuurder van een Caad10.

Als alle andere dagen zit ik vandaag ook weer op mijn zwart-witte Amerikaan. Ik fiets alleen, want alleen fietsen vertelt me de waarheid. Fietsen met collega’s gaat me te langzaam en fietsen met een groep wielerfanaten haalt de vergelijker in me naar boven. Wat voor materiaal heeft m’n buurman? Hoeveel kilometer heeft hij dit jaar al gemaakt? Ik wil ook zulke machtige kuiten! Diep ongelukkig word ik er van. Het suizen van de banden, de repetitieve beweging van mijn benen, het ritmische gehijg, en dat alles solo. Het laat me het lijden en verlossen voelen zoals het moet zijn. Zonder wieltjeszuigerij of de chasse patate te voelen, verschrikkingen die voorbehouden zijn aan de groep.

“Rijdt ie lekker?”

Een tengere man in casual doch zakelijke kleding (mag net van de baas) komt naast me fietsen. Single-speed en stierenstuur. Foute boel, denk ik direct, maar hij blijkt thuis ook een Caad10 te hebben staan. En vervolgens heeft ie ook nog even 5000 km (versus mijn 1500) aan lactaat in z’n benen getrapt dit jaar. En dat hij van de baas met enige regelmaat zich op z’n fiets mag verplaatsen (zolang hij maar op tijd is.) Gedver. Het vergelijken is begonnen. Ik wil ook zo’n baan, ik wil ook zoveel fietsen!

“Fiets je bij een club?”

“Hè, wat? Ik? Nee. Ik fiets eigenlijk altijd alleen.”

“Ah, een solist.”

“Ja, de vrijheid.”

Ik geloof mezelf niet. ‘De vrijheid’! Pleur op, je durft jezelf gewoon niet te meten met anderen!

“Nooit gedaan?”

“Nee… Maar lijkt me op zich wel leuk hoor.”

Leugenaar.

Na nog wat plus- en minpunten uit te wisselen betreffende onze Caad10, scheiden onze wegen. ’s Avonds check ik Strava Flyby’s. Ik blijk een stukje te hebben gefietst met ene David. David geeft er regelmatig een klap op met Fietsclub Ledig Erf. Elke week een rondje Amerongse Berg.

“Lijkt me op zich wel leuk hoor.”

Ik herhaal de zin als een mantra in m’n hoofd. Het wordt een riedeltje, alsof ik een hinkstapsprongetje doe, ongeloofwaardig en kinderachtig. Maar het gaat hier om iets bloedserieus. Óf voor altijd en alleen te malen door de zijwind, óf om een poging te doen het te benaderen. ‘Het’… Wat wil zeggen ‘hoe het voelt een fietser te zijn.’

Morgen richting Ledig Erf? 

“Lijkt me op zich wel leuk hoor.”

 

Copyright © 2024 Jos Mans